Het ‘normale’ aan de kaak stellen
Met het werk Untitled deed Maaike in 2016 opnieuw mee aan Beelden in Leiden

Maaike Knibbe (1988) was al twee jaar bezig als beeldend kunstenaar, toen zij in 2015 de Frans de Wit-prijs won met haar inzending No Problem voor Beelden in Leiden (BIL). We zijn nu bijna tien jaar verder, hoe is het Maaike nadien vergaan? We vroegen het haar in het Belgische Gent, waar zij sinds 2020 woont, werkt en studeert.
Tekst: Jan Dobbe

Maaike won de prijs met het werk No Problem, waarover de jury zei: ‘No Problem toont gekleurde bladeren van zowel inheemse als exotische planten, hangend over een stellage. Ze zijn in een gipsen mal, gemaakt met echte bladeren, afgegoten in flexfoam en rubber. De kleur en het materiaal doen echter het realiteitsgehalte van de vorm volledig teniet. […] In plaats van als een tastbaar gegeven, ontvouwt het kunstwerk zich als een herinnering of een droom, ongrijpbaar maar ook onuitwisbaar.’ Over onuitwisbaar gesproken, hoe is het in de loop der tijd met dit werk gegaan? Maaike: ‘No Problem heb ik nog één keer tentoongesteld. Daarna heb ik de verzameling bladeren uit elkaar gehaald en als afzonderlijke delen getoond. Het waren mooie afgietsels, al zeg ik het zelf, dus het was het zeker waard om de losse delen meer aandacht te geven. Er waren palmbladeren bij die zo groot waren, dat ze als een soort cape gebruikt konden worden in een performance. Het materiaal ligt nu in de opslag en wordt niet meer tentoongesteld.’ 
Eer
Maaike, die in 2013 afstudeerde aan de Academie Minerva in Groningen, had vóór haar deelname aan Beelden In Leiden al de nodige ervaring opgedaan. Zo verbleef ze als student van de European Exchange Academy in 2012 enige tijd in Beelitz-Heilstatten (D). Ook nam ze deel aan ‘Kunstpodium T – 5 jaar Leerling/Meester-project’ in De Pont in Tilburg (2013), ‘Hijacking Karma (in a positive way)’ in de Oude Kerk in Amsterdam (2014) en ‘All Is Giving’ in het voormalige postkantoor in Groningen (2014). Maar nu won ze een prijs. Hoe was dat? Maaike: ‘Ik vond het heel gek, ik dacht dat een van de andere kunstenaars hem wel zou winnen. Ik was er ook niet zo mee bezig, ik wilde gewoon een goed werk maken, genieten van het proces, van de tentoonstelling en van de mensen die ik leerde kennen. Maar toen ik het hoorde, vond ik het wel een eer en heel tof! Fijn ook dat de prijs gekoppeld is aan Frans de Wit, een bijzondere beeldhouwer. Ik weet niet of hij mij de prijs ook zou hebben toegekend, maar goed.’

Vergankelijkheid
Als onderdeel van de prijs mocht Maaike ook in 2016 weer inzenden voor BIL. Dat deed ze met Untitled, een installatie van staal en grote lappen latex. Maaike: ‘Ik was mezelf toen heel erg aan het pushen, zocht naar iets wat ik zelf interessant zou vinden, maar wat ook voor veel mensen misschien te ver zou gaan.
(Lees verder hieronder, linker kolom)
Maaike over Frans de Wit
‘Wat ik leuk vind aan zijn manier van werken is dat hij als het ware zegt: “Het is wat het is, het doet wat het doet. Mensen moeten er maar in zien wat ze er in willen zien.” Hij doet zo een beroep op de eigen verbeeldingskracht van mensen. Wat ik ook heel goed vind, is dat hij die gigantisch zware elementen pakt en daar iets heel lichts van weet te maken. De hoogte in alsof het constant aan het balanceren is – die balanceeroefening vind ik heel fijn om te zien.’
Het werk Stapelbare Blokken van Frans de Wit heeft Maaike ook direct geïnspireerd. ‘Het doet denken aan de piepschuim blokken die je in verpakkingen tegenkomt. Negatieven van een andere vorm. Voor een tentoonstelling in Block C te Groningen wilde ik ook zulke vormen gebruiken, maar dan in gips. Uiteindelijk werden het grote beelden van zeep die op een geboetseerde betonnen vloer lagen, waarin je mijn handafdrukken nog kunt zien. Iets heel anders, maar een belangrijk deel van het aanvankelijke idee kwam wel van Frans de Wit.’
Het meest bijzondere werk vindt ze de Klimwand en Dubbele schijf met trap in Grofpuinheuvel in Spaarnwoude. ‘Wat ik er zo tof aan vind is dat het is gemaakt om ook gebruikt te worden. Doordat je er bijvoorbeeld ook op kunt klimmen, komt het dicht bij de leefwereld van mensen die zich niet per se in kunst interesseren. En dat hij afgietsels van een rotswand uit de Ardennen gebruikte, vind ik een prettige extra toevoeging. Visueel werkt het ook ontzettend lekker, zo’n science fiction-achtig landschap.’













Onderdeel van 'Hotspots' dat zij in 2019 maakte voor een expositie in Block C, Groningen. (Foto: Heleen Haijtema)

Het thema was zoiets als Life Sciences, hoe de mens biologische processen beïnvloedt. Ik had daarom een werk gemaakt dat gedurende de tentoonstelling langzaam zou vergaan, daarmee de vergankelijkheid symboliserend. Maar ik was ook benieuwd naar het proces: Hoe zouden de mensen reageren? Hoe zouden die lappen zich houden? Als de zon scheen, kwam er bijvoorbeeld een heel mooi warm licht doorheen. Maar ze stonken ook, waren “raar” en anders, het werk voldeed niet aan de gebruikelijke stijlcriteria van de kunstwereld.’
Omdat de organisatie er toch niet zo blij mee was dat het werk zou vergaan, reisde Maaike regelmatig terug om de lappen te verversen. ‘Dan zat ik in de trein en dacht “Wat heb ik me nu weer op de hals gehaald?” Maar ik heb er veel van geleerd, dus het was zeker de moeite waard.’
Maaike werkt aan 'Hotspots' in Block C, Groningen. (Foto Marinus Augustijn)





Studie sociologie
Maaike is altijd geïnteresseerd geweest in zaken buiten de kunstwereld, wat in 2020 leidde tot een belangrijke stap: ‘Ik had het gevoel in een bubbel te leven en miste verbinding met de wereld buiten de kunst. Daar gebeurden dingen waar ik van alles van vond, zoals de privatisering van de publieke sector. Denk aan de afbraak van de sociale huur. Maar ik voelde ook dat ik nergens genoeg van af wist om er ook echt iets van te kunnen zeggen of eraan te kunnen doen – terwijl ik dat wel wou. Dat gevoel werd steeds sterker.’ Tegelijkertijd gebeurde er iets met haar beleving van het kunst maken: ‘Als kunstenaar moet je heel stoïcijns zijn om je werk te kunnen maken – je niets aantrekken van het oordeel van anderen en je eigen gevoel volgen. Dat gevoel zegt dan steeds “dit is goed” en dat weet je dat het klopt. Dat gevoel werd steeds minder sterk.’ Maaike vond het daardoor steeds lastiger haar eigen kompas te blijven volgen. ‘Grappig genoeg was het werk dat ik in 2019 maakte voor Block C in Groningen - een van mijn laatste tentoonstellingen tot nu toe - het werk waar ik het meest tevreden over ben. Juist bij die tentoonstelling, waar ik alle vertrouwen en ruimte kreeg van de organisatie, voelde ik dat het weer vanzelf ging.’ Desondanks bleef de buitenwereld en alles wat zich daar afspeelde trekken en begon ze in 2020 aan de studie sociologie in Gent. ‘Een goede keuze, want vanaf het eerste moment voelde ik me erin thuis.’ Desgevraagd geeft ze aan dat het voor haar niet mogelijk is beide vakgebieden met elkaar te combineren. ‘Mijn hart gaat uit naar beide richtingen, maar ik kies nu voor de cultuursociologie. Wil je zo’n vak goed doen, dan moet je er helemaal voor gaan.’

Normaal
De vraag dient zich aan, waar sociologie en kunst elkaar raken. Maaike heeft er een duidelijke mening over: ‘Beide vakgebieden stellen het “normale” aan de kaak. De kunst doet dat op zijn eigen wijze, door allerlei nieuwe dingen - beelden, geluiden en verhalen - de wereld in te brengen en zo alternatieve normaliteit aan te dragen. Sociologie stelt het normale aan de kaak aan de hand van onderzoek waarmee onzichtbare patronen zichtbaar worden en zo allerlei onderliggende oorzaken worden aangetoond voor situaties die we als normaal en vanzelfsprekend zien. In plaats van een voldongen 'normaliteit' worden zulke situaties daardoor opeens maakbaar, en dus veranderbaar.' Ze geeft het voorbeeld van kinderen die uit een milieu komen waarin wordt gelezen, gediscussieerd en ABN wordt gesproken, en daardoor al een grote voorsprong hebben op kinderen zonder zo’n achtergrond.
(Lees verder hieronder, linker kolom)



'Soccer', 2013, Oude Kerk, Amsterdam. (Foto: Tim Simons)

'No Problem', het werk waarmee zij in 2015 de Frans de Wit-prijs won

Problematisch hieraan is volgens Maaike dat een cultureel verschil wordt aangezien voor een cognitief verschil, waardoor deze situatie als 'onveranderlijk' of 'natuurlijk ' wordt beschouwd, terwijl we zo'n ongelijke 'levensstart' kunnen en moeten aanpakken. ‘Voor die kinderen is het vanzelfsprekend dat ze vanaf jonge leeftijd meer kansen krijgen en pakken, maar zo vanzelfsprekend is dat dus niet.’
'Increment': meubels voor spread zinefest, een samenwerking met Philippe Wolthuis, 2018. (Foto Philippe Wolthuis)

Maaike: 'Dat vind ik wel het mooie, maar tegelijkertijd ook vermoeiende, aan mijn werkwijze: dat ik altijd wel risico wil nemen en op zoek ga naar wat net niet kan. Het kan leiden tot een werk waar je uiteindelijk heel blij mee bent, maar je kunt je er ook een buil aan vallen. Maar goed, dan heb je het in elk geval geprobeerd, en die ervaring neem je dan weer mee naar een volgend werk.’ Volgens Maaike is het ook wel een beetje eigen aan het beroep van kunstenaar, het zoeken naar een grens. ‘Ik denk dat kunstenaars daarin ook heel dapper moeten zijn. Je moet in het proces allerlei grenzen over, niet alleen tijdens het maken van een werk, maar ook terwijl je het “aan de wereld geeft”. Ik heb het idee dat dat risico, die kans op mislukking, steeds meer vermeden wordt. Ik vind dat jammer, omdat je juist dat risico nodig hebt om het nieuwe te verkennen.


Maatschappelijke rol
Zo komen we te spreken over de maatschappelijke rol van de kunst. Maaike: ‘Het is heel moeilijk het belang van kunst aan tegeven. De kunstwereld is daar ook niet zo goed in denk ik, mag zich misschien wel wat beter verdedigen. Ik zou het nu ook niet onder woorden kunnen brengen, maar ik wéét dat dat “nut” er is. Ik zie dat juist die potentie om duty free te zijn en grenzen te doorbreken, veel waarde heeft.’ Volgens Maaike is het zeker niet wenselijk om kunst onder invloed van bezuinigingen ondergeschikt te maken aan allerlei criteria – bijvoorbeeld dat kunst maatschappelijk nut moet hebben. ‘Zulke zaken kunnen die vrijheid van dat beeld, geluid of verhaal heel makkelijk doodslaan. Zodra je kunst aan nutscriteria of zoiets als “de markt” onderhevig maakt, wordt het heel moeilijk te zorgen dat uiteindelijk niet alles op elkaar gaat lijken.’