Zonder titel, vier delen, 1980
De visuele opheffing van de zwaartekracht werkt de kunstenaar in 1980 verder uit in verschillende reeksen stalen piramide-, blok- en dakvormen op ranke hoge poten. Ruwe en gladde vlakken wisselen elkaar af of iets variërende, met de brander ingesneden openingen zorgen voor sterke licht-donkercontrasten. De beelden ogen massief en fragiel tegelijk en zijn een vertaling van dat wat in het voorbijgaan of tijdens reizen als oervorm op zijn pad komt. 'Primitieve bouwsels [...] zijn voor mij bewust of onbewust inspiratiebronnen,' zegt De Wit er later over. De onopzettelijke schoonheid ervan inspireert hem telkens weer. In het opstellen van een reeks van drie of vier min of meer identieke vormen gaan de beelden werken als een geheel en geven de kleine verschillen levendigheid aan het ritme.